Waar moeten de metaalbewerkingsmachines op onze school aan voldoen? Deel 1

Waar moeten de metaalbewerkingsmachines op onze school aan voldoen? Deel 1

Wij hebben diverse metaalbewerkingsmachines zoals conventionele draaibanken, kolomboor-, frees- en slijpmachines in onze opleidingsschool. Aan welke eisen/wetgeving moeten deze voldoen?

In de leerschool van ons bedrijf staan diverse metaalbewerkingsmachines opgesteld, zonder CE-markering en zonder afschermingen bij ronddraaiende delen. Tevens staan er ook metaalbewerkingsmachines opgesteld met een CE-markering en met afscherming. Echter, deze afscherming is niet voorzien van een beveiligingsinrichting (interlocking).

Vragen

  1. Wat schrijft de Nederlandse wetgeving voor bij metaalbewerkingsmachines die al ver voor 1995 zijn aangeschaft en staan opgesteld in onze leerschool? De machines worden dagelijks gebruikt en zijn in bedrijf zonder afscherming van de draaiende delen.
  2. Wat zijn de eisen in de Nederlandse wetgeving voor de technische aanpassingen van bestaande metaalbewerkingsmachines, zodanig dat er veilig mee gewerkt kan worden?
  3. Vallen deze aanpassingen van bestaande machine dan onder de definitie van een substantiële wijziging?

 

Antwoorden

 

Antwoord 1

Wanneer op de machines die aangeschaft zijn vóór 1 januari 1995 geen substantiële wijzigingen zijn uitgevoerd dan is de Europese Richtlijn Arbeidsmiddelen van toepassing. Deze sociale richtlijn is opgenomen in de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet. In hoofdstuk 7 van het Arbobesluit staan de technische eisen waaraan een dergelijk arbeidsmiddel moet voldoen. Zo staan in artikel 7.7 van het Arbobesluit de eisen gesteld aan veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen. Hier staat het volgende beschreven:

“Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, zijn zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.”

Dit betekent dat een werkgever zelf deze machines dient uit te rusten met afschermingen (bijvoorbeeld een vaste kap) en beveiligingsinrichtingen (bijvoorbeeld een beweegbare kap met blokkering (interlock)). Deze activiteiten hadden conform hetzelfde Arbobesluit al vóór 1 januari 1997 door de werkgever moeten zijn gerealiseerd.

In de uitleg van de vraagstelling wordt ook gemeld dat er bij de leerschool CE-gemarkeerde machines staan opgesteld met afschermingen, waarbij een veiligheidsvoorziening ontbreekt. Een machine met CE-markering dient door de fabrikant in overeenstemming te zijn gebracht met de Europese Machinerichtlijn. Deze productrichtlijn is opgenomen in het Nederlandse Warenwetbesluit machines. In artikel 1.3.7 uit Bijlage I van de Machinerichtlijn wordt aandacht besteed aan de risico´s in verband met de bewegende delen. Hier staat het volgende geschreven:

‘De bewegende delen van de machine moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat wat betreft risico voor aanraking waardoor zich ongelukken zouden kunnen voordoen, wordt voorkomen, of, wanneer risico’s blijven bestaan, voorzien zijn van afschermingen of beveiligingsinrichtingen.’

Dit betekent dat de oorspronkelijke fabrikant de machine al had moeten uitrusten met afschermingen (bijvoorbeeld een vaste kap) en beveiligingsinrichtingen (bijvoorbeeld een beweegbare kap met blokkering (interlock)). Omdat dit blijkbaar destijds niet is gebeurd, valt deze verplichting op basis van het Arbobesluit hoofdstuk 7.7 op het bordje van de werkgever, in dit geval de leerschool.

Met andere woorden zowel in het geval van de bestaande machines zonder CE-markering als de niet correct beveiligde CE-gemarkeerde machines ligt de verantwoordelijkheid voor het veilig maken van deze machines volledig bij de werkgever.

Antwoord 2

Zoals hierboven vermeld zijn de wettelijke eisen ten aanzien van bestaande machines met een bouwjaar van vóór 1 januari 1995, die niet substantieel zijn gewijzigd, opgenomen in de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet. In hoofdstuk 7 van het Arbobesluit staan diverse technische eisen waaraan een dergelijk arbeidsmiddel moet voldoen. Deze eisen zijn meestal generiek van aard en geven niet altijd houvast bij de keuze van de technische maatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld in artikel 7.7 item 5 van het Arbobesluit de volgende wettelijke eis gegeven over de afstand tot de gevaarlijke zone:

‘De schermen of beveiligingsinrichtingen zijn op voldoende afstand van de gevaarlijke zone van het arbeidsmiddel aangebracht.’

Bovenstaande technische eis geeft niet aan hoe een werkgever kan bepalen of een nieuw gerealiseerde afscherming of beveiligingsinrichting op voldoende afstand staat. De werkgever dient hiertoe zijn toevlucht te nemen tot de zogenaamde stand der techniek (of stand der wetenschap), zoals weergegeven in de actuele NEN-EN normen.

Dat een werkgever zijn toevlucht dient te nemen tot de actuele normen komt voort uit Hoofdstuk 2, artikel 3 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, waar staat geschreven:

‘De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de beschreven punten welke in dit artikel zijn beschreven in acht neemt.’

De norm die zeer concreet vastlegt hoe bepaald kan worden of een afscherming of beveiligingsinrichting op voldoende afstand is geplaatst, is de NEN-EN-ISO 13857:2019; Veiligheid van machines – Veiligheidsafstanden ter voorkoming van het bereiken van gevaarlijke zones door bovenste en onderste ledematen. Deze norm bevat diverse tabellen, waarmee de juiste afstand in het geval van overreiken, doorreiken en onderdoor reiken kan worden bepaald.
Verder is het raadzaam dat de werkgever ook gebruik maakt van de machine-specifieke normen (type C), die voor deze metaalbewerkingsmachines zijn opgesteld, zoals voor:

  • Draaibanken: NEN-EN-ISO 23125:2015; Veiligheid van gereedschapsmachines – Draaimachines.
  • Boormachines: EN 12717:2001; Veiligheid van gereedschapsmachines – Boormachines.
  • Frees- en kottermachines: EN 13128:2001; Veiligheid van gereedschapsmachines – Frees- en kottermachines.

Voor antwoord 3, lees verder in Deel 2

Over de auteur

Nick de With

Plaats een reactie

Wil je de beste Fusacon content in je mailbox ontvangen?